Introductie tot macro nutrienten

Maak jezelf vertrouwd met voeding

Nutriënten zijn alle verbindingen in voedsel die direct, of indirect met behulp van bacteriën, door je lichaam worden gebruikt om geweldige functies uit te voeren. Nutriënten hebben verschillende rollen: energie produceren, bouwstenen maken en helpen met speciale cellulaire functies.

Er zijn veel soorten. Sommige nutriënten zijn essentieel en kunnen niet door het lichaam zelf worden geproduceerd en sommige kunnen van precursors in het lichaam worden gemaakt [1]. Een goed voorbeeld daarvan zijn eiwitten. Je lichaam is continu bezig met het afbreken en opbouwen van een grote verscheidenheid aan eiwitten, maar om dat te doen heeft het aminozuren nodig. Er zijn negen aminozuren die essentieel worden genoemd omdat ze alleen door voedsel kunnen worden geleverd.

Nutriënten worden ingedeeld in macronutriënten en micronutriënten. Er wordt ook wel naar verwezen als macro's en micro's, wat gerelateerd is aan de aanwezige hoeveelheid. Macronutriënten zijn in grote hoeveelheden nodig. Micronutriënten in relatief kleine hoeveelheden nodig. Macronutriënten zijn vetten, eiwitten, koolhydraten en vezels. Vitaminen en mineralen vormen de micronutriënten, dit zijn kleine maar essentiële moleculen die veel goeds doen! [2] [3] [4]


Introductie tot macronutriënten

Macronutriënten staan ​​bekend als energieverschaffende voedingsstoffen, maar kunnen ook deel uitmaken als een bouwsteen van celcomponenten [3] [4]. Voor wat betreft energieniveau geven lipiden de meeste energie (9 kcal per gram lipide), gevolgd door eiwitten en koolhydraten die dezelfde hoeveelheid energie geven (4 kcal per gram) [3]. Lees verder om er achter te komen wat ze doen, naast het leveren van energie.


Vet

Misschien het meest controversiële woord ter wereld: vet. Maar het is niet nodig om in paniek te raken en het volledig uit je dieet te halen. Deze macronutriënt is eigenlijk een van de belangrijkste energiebronnen van het lichaam. Vet is cruciaal voor het onderhoud van de cellen in ons lichaam, het onderhoud van onze hormonen en voor een goede hersenfunctie. Toch zijn sommige vetten beter dan andere. [1]


Verzadigde vetten

Verzadigde vetten staan ​​bekend als 'slechte vetten'. Ze worden meestal gevonden in dierlijke producten zoals boter, vlees, volle melk. Maar je kunt ze ook vinden in tropische oliën zoals palmolie of kokosolie. Verzadigde vetten hebben een vaste vorm bij kamertemperatuur en zijn niet vatbaar voor oxidatie, of voor ranzig worden bij blootstelling aan lucht. Verzadigde vetten hebben alleen enkele bindingen in hun atomen. [2]


Risico's van verzadigde vetten

De rol van verzadigde vetten op de gezondheid is uitgebreid geanalyseerd, waarbij studies hebben aangetoond dat het consumeren van overmatige hoeveelheden van deze vetten het cholesterolgehalte kan verhogen en op de lange termijn het risico op hart- en vaatziekten kan verhogen. Daarom is het belangrijk om de hoeveelheden die per dag worden geconsumeerd te beperken en te kiezen voor onverzadigde vormen van vet. Andere vetten die geassocieerd worden met gezondheidsrisico's zijn transvetten.


Transvetten

Transvetten worden gemaakt door een chemisch proces genaamd ‘hydrogenering’. Hydrogenering voegt waterstof toe aan vloeibare, gezonde oliën. Dit verhoogt hun stabiliteit en maakt ze steviger. Het beschermt de oliën ook tegen het ranzig worden, vandaar dat transvetten meestal worden gebruikt om de houdbaarheidsdatum van bewerkte voedingsmiddelen te verlengen. Studies hebben aangetoond dat het eten van voedingsmiddelen met een hoog transvetgehalte de niveaus van schadelijk cholesterol in ons bloed kan verhogen kan leiden tot een ontsteking. Dit houdt verband met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. [5, 6]


Onverzadigde vetten

Onverzadigde vetten staan ​​bekend als 'goede vetten'. Ze worden meestal gevonden in plantaardige producten zoals zonnebloemolie, lijnzaadolie, avocado's, noten en volle granen. Als ze niet verborgen zijn in een voedingsmiddel, zijn onverzadigde vetten bij kamertemperatuur vloeibaar omdat ze zowel enkele als dubbele bindingen in hun structuur hebben. [2]


Enkelvoudig onverzadigde vetten

Dit type vet bevat slechts één dubbele binding in zijn structuur. De belangrijkste voedselbronnen waar je ze van kunt krijgen zijn olijfolie, avocado's, pindaolie, zonnebloemolie en koolzaadolie. Ze worden gerangschikt boven verzadigde vetten, omdat wordt gedacht dat ze het slechte cholesterol verlagen. [7]


Meervoudig onverzadigde vetten

Dit type vet bevat twee of meer dubbele bindingen tussen de koolstofatomen. De belangrijkste voedselbronnen waar je ze van kunt krijgen zijn maïsolie, lijnzaadolie, sojaolie, zonnebloemolie en vette vis (zoals zalm, makreel en sardines). De verschillende soorten meervoudig onverzadigde vetten zijn Omega 3, 6 en 9. Dit zijn essentiële vetten, wat betekent dat ze nodig zijn voor de verschillende lichaamsfuncties, maar dat ons lichaam ze niet kan produceren. Je kunt ze dus alleen via voedsel verkrijgen. [7]


Omega-3 vetzuur

Omega-3's spelen een actieve rol in het onderhoud en de ontwikkeling van het netvlies (ogen), huid en hersenen. Vetzuren doorlopen verschillende stadia voordat ze een omega-3 vetzuur worden. De drie belangrijkste omega-3 precursoren zijn: alfa-linoleenzuur (ALA), docosahexaeenzuur (DHA) en eicosapentaeenzuur (EPA). [8]


Alpha Linolenic acid (ALA)

Linoleenzuur (ALA) is de eerste precursor van omega-3-vetzuren. Het wordt vaak aangetroffen in zaden en plantaardige oliën, zoals lijnzaad, zonnebloemolie maar ook in algen. Het menselijk lichaam zet ALA om in eicosapentaeenzuur (EPA). De opname van directe EPA in het lichaam is alleen veel efficiënter dan wanneer het eerst bij ALA wordt verkregen. [8, 9]


Eicosapentaeenzuur (EPA)

Eicosapentaeenzuur (EPA) wordt vaak aangetroffen in zeedieren zoals vette vis. Vissen eten algen die ALA bevatten. De vis zet de ALA vervolgens om in EPA, wat de reden is waarom vissen een directe bron van EPA vormen wanneer ze worden gegeten door andere dieren of mensen. Je lichaam kan de ALA ook op natuurlijke wijze omzetten in EPA zelf. Studies hebben aangetoond dat de inname van grote doses EPA (meer dan 2 tot 4 gram per dag) het ontstekingen in het lichaam kan verlagen. [8, 9]


Docosahexaeenzuur (DHA)

Docosahexaeenzuur (DHA) wordt omgezet uit EPA. Vergelijkbaar met EPA, kan DHA ook worden verkregen door vis en algenoliën. Het is het meest voorkomende omega-3 vetzuur dat aanwezig is in je hersenen en je netvlies. DHA wordt overigens ook overgedragen via moedermelk. Sommige studies geven aan dat dit het een belangrijke voedingsstof maakt in het lichaam van een baby tijdens de zwangerschap en bij het geven van borstvoeding. [8, 9]


Omega-6 vetzuur

Het omega-6 vetzuur heeft verschillende stadia van precursoren. De belangrijkste precursor van de omega-6-familie wordt linolzuur (LA) genoemd, welke wordt aangetroffen in plantaardige oliën. Uiteindelijk wordt LA omgezet in arachidonzuur (AA), wat helpt bij de juiste groei van je huid en haar. Het heeft ook ontstekingsremmende effecten. Omega-6-vetzuren komen veel vaker voor dan omega-3-vetzuren. Ze zijn te vinden in het meeste voedsel dat we eten zoals volkoren brood, granen, tarwe en in de meeste plantaardige oliën. [9, 10]


Omega-9 vetzuur

Omega-9 is een niet-essentieel vetzuur. Ons lichaam is in staat om omega-9 zelf aan te maken. Dit doet je lichaam bijvoorbeeld door gebruik te maken van de onverzadigde vetten die je eet. Dit vetzuur verhoogt onze energieniveaus en hersenfunctie. Er is echter wel verder onderzoek nodig om de rol van dit vetzuur beter te begrijpen. [9, 11]


Proteïne

Proteïne is een van de belangrijkste bouwstenen van het menselijk lichaam. Het is noodzakelijk voor de groei, het herstel en het onderhoud van de weefsels, botten, huid en spieren van lichaamscellen.


Geen wonder dat het proteïne wordt genoemd, wat 'van de eerste orde' betekent. De meeste mensen associëren proteïne met spieropbouw. Maar wist je dat je spieren non-stop werken, zelfs als je slaapt? Dat is de reden waarom je lichaam een ​​constante aanvoer van eiwitten nodig heeft. Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren. Maar wat zijn dit precies? [1, 9]


Aminozuur

Aminozuren zijn de belangrijkste componenten van eiwitten. Eén eiwit kan van minder dan 100 tot meer dan 30.000 aminozuren bevatten. Deze aminozuren hebben allemaal dezelfde structuur: een centraal koolstofatoom met een waterstofatoom, een aminogroep, een zuurgroep en een zijgroep die kan variëren. De variatie in de zijgroep bepaalt het type aminozuur. Ze worden gecategoriseerd als essentieel, essentieel onder bepaalde voorwaarden, of als niet-essentieel wat afhankelijk is van verschillende factoren. [1, 9]


Essentiële AZ

Essentiële aminozuren kan het menselijk lichaam niet in voldoende hoeveelheden produceren of zelf niet kan aanmaken. Het is daarom belangrijk om deze in je dieet op te nemen. Voedingsmiddelen rijk aan aminozuren zijn eieren, soja-eiwitten, boekweit, witte vis, kip, vlees en zaden (hennep, pompoen, chia, sesam.) Er zijn negen essentiële aminozuren: Histidine, Isoleucine, Leucine, Valine, Lysine, Methionine, Phenylalanine, Threonine en Tryptofaan. [9]


Histidine

Histidine geeft structuur aan je hemoglobine. Hemoglobine is het bloedproteïne dat verantwoordelijk is voor het transport van zuurstof door je lichaam heen. Het controleert ook de immuunrespons in je huid. [9]


Isoleucine, Leucine en Valine

Dit trio wordt 'Branched Chain Amino Acids' (BCAA) genoemd. Ze zijn direct betrokken bij de spiergroei door het verbeteren van de genetische signaalsequentie, genaamd mTOR. Bovendien nemen deze aminozuren ook deel aan de opname van glutamine en alanine en belangrijke elementen zoals stikstof en koolstof. [9, 12, 13]


Lysine

Lysine regelt de productie van stikstofoxide. Stikstofoxide is een gas dat ervoor zorgt dat onze bloedvaten verwijden, waardoor het transport van voedingsstoffen en andere belangrijke moleculen door ons lichaam wordt ondersteund. [9]


Methionine

Methionine bevat zwavel, een molecuul dat je weefsels beschermt, DNA modificeert en de goede werking van je cellen onderhoudt. Het compenseert daarnaast ook de productie van stikstofmonoxide en stoffen die je cellen beschermen tegen omgevingsstress, zoals het risico op infecties, gebrek aan voedsel, water of zuurstof. Methionine is betrokken bij de aanmaak van het niet-essentiële aminozuur cysteïne, een andere zwavelhoudende aminozuur die belangrijk voor je lichaam is. [14, 15]


Fenylalanine

Dit wordt ook wel de sleutel voor de activering van stikstofoxide genoemd. Dit gas zorgt voor het verwijden van bloedvaten, de productie van tyrosine (wat je aandacht en focus verbetert) en de neurologische ontwikkeling van hersencellen. [9]


Threonine

Threonine produceert belangrijke eiwitten die je immuunsysteem helpen om sterk te blijven en je darmgezondheid te verbeteren. Deze aminozuur is ook nodig voor de ontwikkeling van het niet-essentiële aminozuur glycine. [9]


Tryptofaan

Tryptofaan beperkt de productie van ontstekingscellen die cytokinen worden genoemd. Ze plaatsen het lichaam in ‘vluchtmodus’, wat een ongewenst effect is wanneer je niet echt weg hoeft te rennen van een groep wolven. Het heeft daarnaast ook antioxiderende eigenschappen, wat betekent dat het je cellen beschermt tegen de effecten van vrije radicalen. Deze vrije radicalen veroorzaken veroudering van je lichaam, tasten je weefsel aan, en veroorzaken sommige ziektes [9, 16]


Niet-essentiële aminozuren

Niet-essentiële aminozuren worden geproduceerd in je eigen lichaam. Deze aminozuren worden gemaakt van koolhydraten, vet en stikstofbevattend voedsel. De elf niet-essentiële aminozuren zijn Alanine, Arginine, Aspargine, Asparaginezuur, Cysteïne, Glutaminezuur, Glutamine, Glycine, Proline, Serine en Tyrosine. [9]


Alanine

Alanine levert energie voor zowel je spieren als je hersenen. Het werkt als een buffer in je spieren, waardoor ze beter presteren. Deze bufferende activiteit bestaat uit het reguleren van het zuurgraadniveau (pH) in je spieren die worden beïnvloed door de verschillende cycli waar ons lichaam de hele dag aan werkt. Alanine helpt ook bij het maken van eenvoudige suikers in je lever. [17, 18]


Arginine

Arginine is betrokken bij wondgenezing en bij de aanmaak van hormonen. Het helpt ook mee aan de ontgifting van ammoniak in je lichaam. Ammoniak is een afvalproduct dat wordt aangemaakt na de vertering van eiwitten. [9, 13]


Asparagine

Asparagine is betrokken bij de controle van celfuncties in de hersenen. Het is, net als arginine, ook verantwoordelijk voor de ontgifting van ammoniak. Bovendien reguleert het de gensignalen die ons immuunsysteem en ons zenuwstelsel normaal laten functioneren. [9]


Asparaginezuur

Asparaginezuur speelt een rol bij de normale werking van het zenuwstelsel. Het helpt ook bij de productie en afgifte van hormonen. [9]


Cysteïne

Cysteïne verplaatst zwavel door het lichaam. Zwavel helpt bij wondgenezing en de afbraak van stoffen buiten het lichaam (zoals voedsel en medicijnen). Cysteïne heeft ook een actieve functie als antioxidant. [19]


Glutamine

Glutamine is het belangrijkste aminozuur dat betrokken is bij spiergroei. Het wordt vaak als supplement na een training gebruikt om uitgeputte cellen van brandstof te voorzien en te voorkomen dat ze afsterven. Bovendien versterkt dit aminozuur de genexpressie, de immuunfunctie en levert het energie aan de absorberende cellen in je dunne darm. [13]


Glutaminezuur

Glutaminezuur is een van de meest belangrijke neurotransmitters in je hersenen. Zoals je aan de naam kunt zien, neemt het deel aan de productie van Glutamine. Samen met glutamine houdt het ook de stikstofbalans in je lichaam in stand. [20]


Glycine

Glycine verbetert de opname van calcium in onze cellen. Het helpt ook bij de productie van DNA-deeltjes. Bovendien reguleert het de ontwikkeling van zowel signaalmoleculen als heemeiwitten (die betrokken zijn bij zuurstoftransport in onze weefsels en organen). [9]


Proline

Proline draagt ​​bij aan de vorming van collageen. Dit is de belangrijkste structurele eenheid van weefsels die onze organen verbindt, ondersteunt of scheidt. Proline helpt ook bacteriën en virussen te doden door het immuunsysteem te versterken. [21]


Serine

Serine draagt ​​bij aan de productie van essentiële DNA-deeltjes en het aminozuur tryptofaan. Het activeert ook belangrijke receptoren in je hersenen, waardoor de signalering van neurotransmitters die de communicatie binnen de hersenen onderhouden, verbetert. [9]


Tyrosine

Tyrosine heeft de meeste functies die de andere aminozuren hebben: het bevordert de eiwitproductie, is ontstekingsremmend en heeft antioxiderende eigenschappen. [9, 13]


Voorwaardelijk essentieel aminozuur

Soms kan een niet-essentieel aminozuur voorwaardelijk essentieel worden. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer jouw dieet onvoldoende hoeveelheden van de voedingsstoffen levert die nodig zijn om ze te vormen, of wanneer je een bepaalde aandoening hebt en de omzetting van het ene aminozuur naar het andere niet helemaal kan worden uitgevoerd. Met andere woorden, wanneer de behoefte aan aminozuren groter is dan het vermogen van je lichaam om deze zelf te produceren. [1, 22]


Koolhydraten

Koolhydraten is de verzamelnaam voor de suikers, zetmelen en vezels die te vinden zijn in fruit, granen, groenten en zuivelproducten. Koolhydraten zijn de belangrijkste energieleverancier van je lichaam. Ze houden ook je metabolisme in stand en je bloedsuikerspiegel stabiel. Koolhydraten zijn verdeeld over eenvoudige koolhydraten (monosachariden en disachariden) en complexe koolhydraten (polysacchariden). [1, 23]


Monosacchariden (eenvoudige koolhydraten)

Monosacchariden zijn de meest basale vorm van koolhydraten en de eenvoudigste vorm van suiker. Ze bevatten slechts één suikereenheid. Over het algemeen neemt het lichaam dit type koolhydraten snel op omdat het zo'n eenvoudige structuur heeft. De drie verschillende monosacchariden zijn glucose, fructose en galactose. Ze hebben allemaal dezelfde soort en aantallen atomen (koolstof, waterstof en zuurstof) maar verschillen in hun rangschikking. Dit geeft elk van hen een andere mate van zoetheid. [1, 24]


Glucose

Glucose, wat 'zoet' betekent in het Grieks, is de meest voorkomende monosaccharide. Ons lichaam verwerkt 100% van de koolhydraten die we eten in glucose. Koolhydraten zijn daarom de essentiële energiebron van ons lichaam. Wanneer het door onze bloedbaan naar onze cellen reist wordt het bloedsuiker genoemd. Het hormoon insuline is verantwoordelijk voor het verplaatsen van bloedsuiker naar onze cellen. Mensen met diabetes hebben overmatige hoeveelheden glucose in hun bloed omdat hun insuline balans niet in orde is. [25]


Fructose

Fructose komt van nature voor in fruit en groente. Dankzij de structuur van fructose staat het bekend als de zoetste suiker van alle suikers. Fructose heeft het vermogen om je smaakpapillen twee keer zoveel te stimuleren als glucose. Daarom heb je er minder van nodig als je het wilt gebruiken als zoetstof. [1, 9]


Galactose

Galactose is het belangrijkste koolhydraatcomponent in melk en zuivelproducten. Het is minder zoet dan glucose en fructose, maar het zit nog steeds vrij dichtbij glucose qua structuur en smaak. Het is een belangrijk onderdeel van ons centrale zenuwstelsel, vandaar de bijnaam 'hersensuiker'. [9]


Disachariden

Disachariden zijn een iets complexere vorm van koolhydraten, maar zijn nog wel licht verteerbaar. Ze bevatten twee suikereenheden omdat ze worden gemaakt wanneer twee monosacchariden aan elkaar worden gekoppeld. Als je bijvoorbeeld glucose en galactose combineert krijg je melksuikerlactose. De structuur van disacchariden is dus een beetje ingewikkelder dan die van monosacchariden. Daarom duurt het langer voordat ons lichaam ze kan verteren en absorberen. [1, 24]


Maltose

Maltose bestaat uit twee glucose-eenheden die aan elkaar binden. Het komt van nature voor tijdens de vertering van koolhydraten in je lichaam. Maltose kan ook worden gevormd tijdens het fermentatieproces bij de productie van bijvoorbeeld bier of wijn. Het is de minst zoete suiker in vergelijking met de andere suikers. [9]


Sucrose

Sucrose, ook bekend als tafelsuiker, wordt gevormd wanneer fructose en glucose worden gecombineerd. Aangezien het fructose bevat (wat al heel zoet is), kun je je voorstellen dat dit de zoetste disaccharide is die er is. Niet-calorische zoetstoffen zoals sucralose worden geproduceerd uit sucrose om te worden gebruikt als suikervervangers. Dit is 600 keer zoeter dan normale sucrose. Verschillende studies beweren dat sucralose slecht door het lichaam wordt opgenomen en dat daarom het merendeel ervan wordt weggegooid zonder invloed te hebben op je bloedsuikerspiegel. [26]


Polysacchariden (complexe koolhydraten)

Polysacchariden zijn de meest complexe vorm van sacchariden en duren het langst om door je lichaam te worden afgebroken. Ze worden gevormd wanneer veel sacchariden worden gecombineerd. Als bijvoorbeeld veel glucosemoleculen met elkaar zijn verbonden, krijgt je glycogeen. Dit is een polysaccharide dat energie in je spieren en lever opslaat voor toekomstig gebruik. Vezels zijn een ander veel voorkomend polysaccharide. [1, 24]


Vezel

Vezel is een van de belangrijkste componenten van plantencellen en granen, wat het een sterke en broodnodige voedingsstof maakt. Het is zo sterk dat het de vroege fase van vertering in je lichaam kan weerstaan. Hierdoor kan het je darmen bereiken, waar het verandert in een maaltijd voor hongerige darmbacteriën. Vezels vertragen ​​de snelheid waarmee suiker in de bloedbaan wordt opgenomen waardoor het risico op hartaandoeningen en diabetes wordt verlaagd. Ze kunnen ook de beweging van voedsel door ons spijsverteringssysteem verbeteren, afhankelijk van of ze oplosbaar of onoplosbaar zijn. [27, 28]


Oplosbare vezels

Oplosbare vezels kunnen oplossen in water en veranderen in een gel tijdens de spijsvertering. Dit maakt je ontlasting steviger en regelmatiger. Het bindt zich ook aan glucose (suiker), waardoor het veel langzamer wordt opgenomen. Bovendien zijn oplosbare vezels prebiotisch, wat betekent dat het aantal goede bacteriën in onze darmen wordt verhoogd. Wanneer oplosbare vezels in onze dikke darm aankomen, wordt een signaal afgegeven dat onze hersenen vertelt om te stoppen met eten. Daarom is het bestrijden van honger gemakkelijker met voedingsmiddelen rijk aan oplosbare vezels zoals haver, zwarte bonen, linzen, gerst, avocado's, appels en aardbeien. [9, 29, 30]

Onoplosbare vezels

Onoplosbare vezels lossen niet op in water, wat betekent dat ze geen gel-achtige substanties kunnen vormen. Ze verbeteren de beweging van het voedsel door onze spijsvertering en verhogen de hoeveelheid ontlasting. Dit heeft een verlichtend effect voor mensen die last hebben van constipatie of onregelmatige stoelgang. Voedingsmiddelen met een hoog gehalte aan onoplosbare vezels zijn bijvoorbeeld tarwezemelen, volkoren brood, bruine rijst, wortelen, broccoli en groene bonen. [9, 29, 30]


Referenties en bronnen 

Bronnen die gebruikt zijn bij het gedeelte over de introductie tot nutriënten:

  1. Kohlmeier, M., Introduction, in Nutrient Metabolism (Second Edition), M. Kohlmeier, Editor. 2015, Academic Press: San Diego. p. xxiii-xxviii.
  1. (WHO), W.H.O.; Available from https://www.who.int/elena/nutrient/en/.
  2. Nakamura, T., and S. Kuranuki, Nutrition—Macronutrients, in Encyclopedia of Cardiovascular Research and Medicine, R.S. Vasan and D.B. Sawyer, Editors. 2018, Elsevier: Oxford. p.531-537.
  1. Nassar, M.F., The macronutrients' interplay. Clinical Nutrition, 2018. Bronnen die gebruikt zijn bij het gedeelte over de macronutriënten:  
  1. E. Whitney, S.R.R. Understanding Nutrition 2013; 13th edition:[Available from: https://books.google.nl/books/about/Understanding_Nutrition.html?id=OQgLAAAAQBAJ&redir_esc=y.
  2.     WHO. Fats and fatty acids in human nutrition. 2010; Available from  https://www.who.int/nutrition/publications/nutrientrequirements/fatsandfattyacids_humannutrition/en/.
  3.     Siri-Tarino, P.W., et al. Meta-analysis of prospective cohort studies evaluating the association of saturated fat with cardiovascular disease. Am J Clin Nutr 2010 Mar [cited 91 3]; 2010/01/15:[535-46]. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20071648?itool=EntrezSystem2.PEntrez.Pubmed.Pubmed_ResultsPanel.Pubmed_RVDocSum&ordinalpos=2%20Am%20J%20Clin%20Nutr.
  4.     Chiu, S., P.T. Williams, and R.M. Krauss. Effects of a very high saturated fat diet on LDL particles in adults with atherogenic dyslipidemia: A randomized controlled trial. PLoS One 2017  [cited 12 2]; 2017/02/07:[e0170664]. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5293238/.
  5.     Remig, V., et al. Trans fats in America: a review of their use, consumption, health implications, and regulation. J Am Diet Assoc 2010 Apr [cited 110 4]; 2010/03/27:[585-92]. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20338284.
  6.     Hunter, J.E. Dietary trans fatty acids: a review of recent human studies and food industry responses. Lipids 2006 Nov [cited 41 11]; 2007/02/01:[967-92]. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17263298.
  7.     School, H.M. The truth about fats: the good, the bad, and the in-between. 2015 August 13, 2018; Available from  https://www.health.harvard.edu/staying-healthy/the-truth-about-fats-bad-and-good.
  8.     McManus, A., M. Merga, and W. Newton. Omega-3 fatty acids. What consumers need to know. Appetite 2011 Aug [cited 57 1]; 2011/04/19:[80-3]. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21497627.
  9.     Gropper, S.S., and J.L. Smith. Advanced Nutrition and Human Metabolism. 2012; Available from  https://books.google.nl/books?id=3R0Yeu79jfQC.
  10.   Innes, J.K., and P.C. Calder. Omega-6 fatty acids and inflammation. Prostaglandins Leukot Essent Fatty Acids 2018 May [cited 132; 2018/04/04:[41-48]. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29610056.
  11.   Koutsos • , E., S. Gelis • , and M.S. Echols. CHAPTER 4 - Advancements in nutrition and nutritional therapy. Current Therapy in Avian Medicine and Surgery 2016 2016/01/01/; 142-176]. Available from: http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/B9781455746712000136.
  12.   Jackman, S.R., et al. Branched-Chain Amino Acid Ingestion Stimulates Muscle Myofibrillar Protein Synthesis following Resistance Exercise in Humans. Frontiers in physiology 2017  [cited 8; 390-390]. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/28638350 https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/PMC5461297/.
  1.   Williams, M. Dietary supplements and sports performance: amino acids. J Int Soc Sports Nutr 2005  [cited 2 2]; 2008/05/27:[63-7]. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC2129148/.
  2.   Craig, S.A. Betaine in human nutrition. The American Journal of Clinical Nutrition 2004  [cited 80 3]; 539-549]. Available from: https://dx.doi.org/10.1093/ajcn/80.3.539.
  3.   Lee, M.Y., et al. Effects of sarcosine and N, N-dimethylglycine on NMDA receptor-mediated excitatory field potentials. J Biomed Sci 2017  [cited 24 1]; 2017/03/02:[18]. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5331637/.
  4.   Jenkins, T.A., et al. Influence of Tryptophan and Serotonin on Mood and Cognition with a Possible Role of the Gut-Brain Axis. Nutrients 2016  [cited 8 1]; 56]. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/26805875 https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/PMC4728667/.
  1.   Hobson, R.M., et al. Effects of β-alanine supplementation on exercise performance: a meta-analysis. Amino Acids 2012 Jul [cited 43 1]; 2012/01/25:[25-37]. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3374095/.
  2.   Felig, P. The glucose-alanine cycle. Metabolism 1973 1973/02/01/ [cited 22 2]; 179-207]. Available from: http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/0026049573902692.
  3.   Parcell, S., Sulfur in human nutrition and applications in medicine. Altern Med Rev, 2002. 7(1): p. 22-44.
  4.   C. Kulkarni, K.S.K., B. R. Hamsa. L-Glutamic acid and glutamine: Exciting molecules of clinical -Glutamic acid and glutamine: Exciting molecules of clinical -Glutamic acid and glutamine: Exciting molecules of clinical interest interest interest. 2005; Available from  http://medind.nic.in/ibi/t05/i3/ibit05i3p148.pdf.
  5.   K. Gelsea, E.P.s., T. Aigner. Collagens—structure, function, and biosynthesis. 2003; Available from  https://core.ac.uk/download/pdf/2756387.pdf.
  6.   Wu, G. Amino acids: metabolism, functions, and nutrition. 2009; Available from: https://link.springer.com/article/10.1007/s00726-009-0269-0 - citeas.
  7.   Slavin, J. and J. Carlson. Carbohydrates. Advances in nutrition (Bethesda, Md.) 2014  [cited 5 6]; 760-761]. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/25398736 https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/PMC4224210/.
  1.   Cummings, J.H. and A.M. Stephen. Carbohydrate terminology and classification. Eur J Clin Nutr 2007 Dec [cited 61 Suppl 1; 2007/12/06:[S5-18]. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17992187.
  2.   Information, N.C.f.B. D-Glucose. 2005; Available from: https://pubchem.ncbi.nlm.nih.gov/compound/5793.
  3.   Roberts, A., et al. Sucralose metabolism and pharmacokinetics in man. Food Chem Toxicol 2000  [cited 38 Suppl 2; 2000/07/07:[S31-41]. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/10882816.
  4.   Slavin, J.L., Dietary fiber, and body weight. Nutrition, 2005. 21(3): p. 411-418.
  5.   Anderson, J.W., B.M. Smith, and N.J. Gustafson. Health benefits and practical aspects of high-fiber diets. The American Journal of Clinical Nutrition 1994  [cited 59 5]; 1242S-1247S]. Available from: https://dx.doi.org/10.1093/ajcn/59.5.1242S.
  6.   Dhingra, D., et al. Dietary fiber in foods: a review. Journal of food science and technology 2012  [cited 49 3]; 04/12:[255-266]. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/23729846 https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/PMC3614039/.
  1.   Institute, L.P. Fiber. 2004; Available from: https://lpi.oregonstate.edu/mic/other-nutrients/fiber.